Het begrip bont verwijst naar de kwaliteit en kenmerken van de wol of het haar van een dier. De term kan ook verwijzen naar pelamen: het haar dat het lichaam bedekt.
De vacht maakt het mogelijk om de verschillende rassen of klassen van een soort te herkennen. Omdat het meestal bijna de hele epidermis bedekt, kan het met het blote oog worden gezien.
De analyse van de vacht wordt meestal uitgevoerd door zijn tonaliteit en zijn lagen. Er zijn echter dieren die het hele jaar door van haar veranderen en de kleur kan ook aangepast worden door bijvoorbeeld hygiëne of voeding. Een exemplaar vertoont dus niet altijd dezelfde vacht.
Er zijn paarden, om maar één geval te noemen, die in de winter een lange en ietwat doffe vacht hebben, maar in de zomer een kortere vacht en een meer glanzende en intensere kleur. Leeftijd is een andere factor die het uiterlijk beïnvloedt.
In navolging van paardachtigen kan volgens vacht onder andere spreken van zuring, zainos, baaien, grijzen of gateados. De namen zijn afhankelijk van de eigenschappen van het haar.
Het is belangrijk om in gedachten te houden dat er veel dieren zijn die afhankelijk van het seizoen hun vacht verliezen. Door de toename van de dichtheid van de vacht bij koud weer zijn ze bestand tegen lage temperaturen. Variaties in kleur helpen ondertussen camoufleren: de vacht wordt witter in het sneeuwseizoen en aards tijdens de rest van het jaar. Zo hebben de wezens een betere bescherming tegen hun roofdieren.