Voordat u volledig ingaat op de definitie van de term tweekleppige dieren, is het noodzakelijk om de etymologische oorsprong ervan te kennen. In dit geval kunnen we onderstrepen dat het een woord van Latijnse oorsprong is dat het resultaat is van de som van twee componenten van die taal:
-Het voorvoegsel "bi-", dat kan worden vertaald als "twee".
-Het zelfstandig naamwoord "klep", een term die wordt gebruikt om zowel naar het draaien van iets als naar het draaien van een deur te verwijzen, en zelfs naar een deel van de schaal van een gedroogd fruit.
Het bijvoeglijk naamwoord tweekleppige wordt gebruikt om het wezen te beschrijven dat twee kleppen heeft. Deze kleppen, daarentegen, zijn de vaste elementen die de vorm omhulsel dat bepaalde ongewervelde dieren of delen waaruit de vruchten schelpen.
De tweekleppige dieren zijn op deze manier de dieren van de klasse Bivalvia, behorend tot het phylum van weekdieren. Er zijn ongeveer 13.000 soorten tweekleppige dieren, die een schaal hebben met twee kleppen. De blaadjes, die lateraal en over het algemeen symmetrisch zijn, zijn verbonden door conchiolinebanden en een scharnier.
Dankzij de aanwezigheid van adductoren kunnen de tweekleppigen de blaadjes openen en sluiten. Deze dieren kunnen zichzelf begraven op zachte oppervlakken of bewonen harde oppervlakken. Er zijn zelfs soorten die op vaste grond kunnen boren.
Bivalven zijn in het water levende (meestal mariene). Het kunnen hele kleine dieren zijn, met schelpen van een paar millimeter, of soorten die meer dan tweehonderd kilo wegen en grote schelpen. Schelpen verschillen niet alleen in grootte, maar ook in kleur en vorm.
Het voeden van de tweekleppige dieren die onder het zand leven, vindt plaats door de filtratie van water, waardoor er voedsel uit wordt gehaald. Bivalven bewegen meestal niet veel, hoewel ze wel een spier hebben die als voet fungeert.
Binnen de tweekleppige dieren speelt de zogenaamde mantel een essentiële rol. Dit element is degene die verantwoordelijk is, door de afscheiding van een materiaal, voor het vormen van de schaal en het dier in kwestie bedekt.
Naast al het bovenstaande kunnen we het bestaan van vier soorten tweekleppige dieren vaststellen, zoals de volgende:
- Heterodonten, die de bijzonderheid hebben dat hun twee kleppen even groot zijn. Ze zijn marien en onder hen kunnen de kokkels en mosselen worden benadrukt.
-De proto-takken, die in diepe wateren leven.
-De paleoheterodonto-bivalven, die momenteel zijn uitgestorven. Ze hadden een rij tanden en kleppen van gelijke afmetingen.
-Pteriomorfe tweekleppige dieren, die ook zeedieren zijn. Hiervan kan worden opgemerkt dat ze ogen hebben, dat hun kieuwen relatief groot zijn of dat ze zelfs een voet hebben maar klein van formaat. In deze groep kunnen we aangeven dat onder andere mosselen omlijst zijn.
De mosselen, mosselen en oesters behoren tot de meest populaire tweekleppige dieren. Alle drie de soorten worden door de mens als voedsel geconsumeerd: door de kookwarmte gaan de kleppen open en is het dus mogelijk om het lichaam van het dier op te eten.